De Omgevingsvisie is bedoeld als langetermijnperspectief en politiek toetsingskader voor de integrale fysieke ontwikkeling van Zwolle in de komende twintig jaar.
De fractie van de Partij van de Arbeid wil de ontwerp-Omgevingsvisie, die het college inmiddels aan de raad en aan de stad heeft voorgelegd, beoordelen op twee aspecten:
- De inhoudelijke ambities en keuzes
- De participatiemogelijkheden voor de Zwolse bevolking.
Aan het slot van ons betoog komen wij met een concreet voorstel voor het vervolg.
Allereerst de inhoud. Wij hebben ons door de ruim 200 pagina’s (Ontwerp-visie + ontwerp-OER) heen geworsteld en dat brengt ons tot de conclusie dat de ontwerp-Omgevingsvisie in zijn huidige vorm:
- veel ongelijksoortige informatie bevat
- een zeer hoog ambitieniveau kent dat niet of nauwelijks wordt onderbouwd en dat daarmee ook onhaalbaar is omdat simpelweg niet alles kan
- veel signaleert, maar geen strategische keuzes maakt.
Onze fractie is dan ook van mening dat dit stuk onvoldragen is. Daarmee is het ongeschikt als basis voor een goede discussie in de raad en met de stad en kan het wat ons betreft niet dienen als opmaat naar besluitvorming door de raad in december 2020.
De tekortschietende inhoud willen wij illustreren aan de hand van de volgende punten.
- Het college schetst een perspectief van een stad die kan – en zelfs moet – groeien tot 160.000 à 180.000 inwoners. Dat wordt gepresenteerd als een welhaast onvermijdelijke ontwikkeling: Zwolle is booming en dat zullen we weten ook. Nergens wordt de vraag gesteld, laat staan beantwoord, in wat voor stad wij, maar vooral onze kinderen, eigenlijk willen wonen, welke fysieke kwaliteiten daarbij horen en op welke omvang van de stad we dan zouden moeten mikken. Het overkomt ons kennelijk allemaal als we het college mogen geloven en we moeten vooral ruimte bieden aan ‘initiatieven’ – meestal vanuit de markt – die ‘gefaciliteerd’ moeten worden.
- De discussie over mogelijke stadsuitleg (die onvermijdelijk verbonden is met een groei tot boven 140.000 inwoners) is cruciaal voor de ontwikkeling van de stad, maar wordt niet meegenomen in deze ontwerp-visie. Dat wordt doorgeschoven naar 2022, omdat stadsuitleg volgens de wethouder onderwerp is van het lopende MIRT-overleg met het Rijk. Kan de wethouder ons toelichten welke onderwerpen er nu eigenlijk in dit MIRT-traject aan de orde komen? En welke keuzevrijheid de raad nog heeft als het college tot afspraken met het Rijk mocht komen? Is de wethouder het met ons eens dat de keuze van een of meer locaties voor stadsuitleg zo ingrijpend is voor de ontwikkeling van de stad dat die keuze gemaakt zou moeten worden in het kader van de Omgevingsvisie en niet pas nadat die visie is vastgesteld? Anders gezegd: dat de visie pas kan worden vastgesteld als de keuze voor stadsuitleg is gemaakt?
- De hoogbouwvisie zou wat ons betreft antwoord moeten geven op de vragen waarom hoogbouw nodig is en waarom dat goed is voor de stad. Bij dit onderwerp verwacht je een degelijk stedenbouwkundig verhaal. De ontwerp-visie beperkt zich op dit punt tot een potloodschetsje met enkele teksten uit de losse pols, iets wat je eerder zou verwachten bij een ambtelijke brainstormsessie. Wij willen het college graag uitnodigen om op dit onderwerp nu eens echt aan het werk te gaan. En vanuit het idee dat hoogbouw een middel is en geen doel op zich leggen we daarbij graag een alternatieve benadering op tafel: kijk eens naar het concept van beperkt gestapeld bouwen in woonblokken van maximaal zes lagen, zoals dat in Barcelona en Parijs is toegepast en waar architect en stedenbouwkundige Sjoerd Soeters ook in Nederland voor pleit.
- De ontwerp-visie signaleert veel, maar maakt geen keuzes. Zo wordt de groene-vingerstructuur die sinds tientallen jaren de drager is voor het stedelijk groenbeleid ‘in essentie’ behouden in plaats van fundamenteel beschermd. Het bebouwen van IJsselvizier A en B wordt zelfs mogelijk. En dan hebben we het nog niet eens over de onzalige plannen voor de Zwartewaterzone waar buitendijks bouwen in een onderdeel van het natuurnetwerk op het programma staat. Ook de keuze voor de STOP-benadering in de zone Stadruit (die wij zeker toejuichen) wordt weer onderuitgehaald door de blijvend belangrijke rol die aan de auto wordt toegekend. Dat zal ongetwijfeld de VVD aanspreken, maar ons niet.
- Als verlengde van punt 4: het OER is weliswaar nog niet af en niet in de ontwerp-visie verwerkt, maar hierin worden harde noten gekraakt over de ontwikkeling van Zwolle op belangrijke aspecten als leefbaarheid, klimaat en duurzame energie, groen en natuur en biodiversiteit. Zo wordt bijvoorbeeld de vermindering van CO2-uitstoot met 49% in 2030 naar verwachting niet gehaald. Tegelijkertijd focust het college volledig op de ontwikkeling van Tolhuislanden voor er andere kansrijke gebieden voor grootschalige opwekking van zonne-energie in beeld kunnen komen.
- In de ontwerp-visie wordt niet ingegaan op de gevolgen van de Zwolse ambities voor de regio. Gezien de centrale positie van onze stad en het grensoverschrijdende karakter van aspecten als bijvoorbeeld economie, mobiliteit en energievoorziening, maar mogelijk ook van een toekomstige staduitleg, is dat toch eigenlijk onbestaanbaar: Zwolle maakt plannen voor de toekomst, maar doet dat met de rug naar de regio.
Dan de participatiemogelijkheden voor de Zwolse bevolking. Die zijn wat ons betreft absoluut onder de maat. Door de coronapandemie heeft het hele proces rondom het opstellen van de ontwerp-Omgevingsvisie forse vertraging opgelopen en dat geldt ook voor het participatieproces. Wij schatten die vertraging op minstens een half jaar. En wat doet het college? In plaats van het verlengen van het proces met de verloren tijd zet men de achterdeur op slot: er moet volgens het college hoe dan ook in de raadsvergadering van december 2020 een besluit worden genomen over de – dan definitieve – Omgevingsvisie.
Het gevolg daarvan is dat het participatietraject over het integrale stuk – na de ongelukkige zienswijzenprocedure in de zomervakantie – wordt ingedikt tot vier weken van 22 september tot 20 oktober 2020, waarin een veelheid aan digitale sessies en inloopbijeenkomsten voor een-op-een-gesprekken is gepland. Een snelkookpan dus in plaats van ‘slow-cooking’.
De haast van het college vinden wij – gelet op het enorme belang van de Omgevingsvisie voor de ontwikkeling van de stad – onbegrijpelijk en ontoelaatbaar. Onbegrijpelijk omdat nergens duidelijk wordt gemaakt waar die haast vandaan komt. De wethouder verwijst naar ‘initiatieven die op duidelijkheid wachten’. Wat zijn die initiatieven, wethouder? En gaan die niet door als de visie – bijvoorbeeld – een half jaar later door de raad zou worden vastgesteld? Of ontstaan er dan andere problemen? Kortom: wat zijn gevolgen als we als raad meer tijd uittrekken voor het proces? De haast vinden wij ontoelaatbaar omdat hiermee het beeld ontstaat dat de Omgevingsvisie ‘er even doorgedrukt moet worden’. De weerstand tegen de ontwerp-visie is groot: kijk maar naar de inhoud van vele zienswijzen.
Wij stellen daarom het volgende voor:
- Het college neemt de huidige ontwerp-Omgevingsvisie terug en komt met een nieuwe versie die beter doordacht en behoorlijk onderbouwd is
- Op basis van die verbeterde versie wordt een nieuw participatietraject voor de stad georganiseerd
- De besluitvorming over de definitieve Omgevingsvisie wordt uitgesteld tot de tweede helft van 2021 zodat ook de uitkomst van de MIRT-gesprekken daarin meegenomen kan worden.
Dat biedt een aantal voordelen. Allereerst krijgen college en ambtelijke organisatie de tijd om de ontwerp-visie te herschrijven tot beter verhaal. Vervolgens krijgt de stad veel meer tijd om op de ontwerp-visie te reageren en krijgen ook raadsfracties de ruimte om in de stad in gesprek te gaan. En tenslotte neemt daarmee de kans toe dat er een Omgevingsvisie ontstaat die in de stad, in de raad en in de regio op een breed draagvlak kan rekenen. Dat is voor zo’n belangrijk document van levensbelang en past ook in de Zwolse traditie om grote beslissingen weloverwogen en met brede steun te nemen.
Nabericht
De voltallige gemeenteraad stemde voor het pleidooi van Jan Slijkhuis. Daarom wordt de definitieve omgevingsvisie nu in ieder geval niet in december 2020 ter vaststelling aangeboden, maar op zijn vroegst in het eerste kwartaal van 2021.