Inzet extra Rijksmiddelen voor Zwolse culturele sector t.b.v. financieel schade Covid-19
Debatbijdrage dinsdag 6 april
Helaas, weer een paasweekend zonder de Matthäus Passion in het Dominicanenklooster. Geen Bevrijdingsfestival om naar uit te kijken. Maar, er zijn ook kleine lichtpuntjes. Zo las ik vandaag weer een pareltje van een collagegedicht van Jehudi van Dijk, en zag ik op Instagram dat Theater De Makkers werkt aan Theater Na De Dam, ze gaan daarvoor in gesprek met Indische en Molukse ouderen. Dat er ondanks corona mooie dingen ontstaan, maakt het nog geen tijd om te blijmoedig te zijn. De sector is écht zwaar getroffen.
En juist vandaag is het nodig om daar bij stil te staan. Om terug te kijken op het afgelopen jaar, op de geleden schade en op de behoeften van de cultuursector. En over die behoefte: ik kan me niet voorstellen dat de behoefte groot was onder de 89 makers en instellingen om afgelopen paasweekend in de pen te klimmen om via drie brandbrieven een dringend beroep te doen op de raad en het college over de verdeling van Rijksmiddelen die we vanavond bespreken. Maar die brieven liggen er wel degelijk. De nood is hoog.
En ja, gelukkig heeft Zwolle 1,4 miljoen ontvangen van het Rijk om noodsteun te geven aan de Zwolse culturele sector. En gelukkig besteedt deze gemeente dat bedrag bijna in zijn geheel aan de cultuursector zelf: instellingen en makers. Maar of de verdeling die wordt gemaakt binnen dat budget de meest eerlijke, logische en ook gewenste verdeling is, dat is de vraag die de PvdA heeft. Die vraag komt voort uit contacten die we hebben in het veld, en uit de stukken zelf. Wij hopen dat deze avond duidelijkheid verschaft in hoe de raadsfracties en het college tegen vraag aankijken.
Ik wil eerst kort iets zeggen over het proces en de relatie van de gemeente met het culturele veld: We lezen dat er in december door een Haags bureau een onderzoek is gedaan naar de gevolgen van COVD-19 voor de cultuursector. Wat heeft de wethouder in de maanden daarvoor gedaan om daar inzicht in te krijgen en ondersteuning te bieden? Was er dan helemaal geen structureel overleg met de cultuursector?
Dan ga ik nu in op een aantal aspecten waarbij de PvdA vragen en opmerkingen heeft, geïllustreerd door voorbeelden die genoemd zijn in de diverse brieven die de raad heeft ontvangen.
1. Collegevoorstel in relatie tot het onderzoek
Allereerst over het onderzoek dat in december is gedaan. Daar hebben 270 makers/zzp’ers een enquête voor ingevuld en zijn er tientallen interviews gedaan. Helaas wordt uit het verslag onduidelijk wat voor type zzp’ers dit waren en of dit representatief is voor het veld en of er nog verschillen zijn tussen de zzp’ers zelf.
Maar dan de uitkomsten van dit onderzoek. In hoeverre vormen die uitkomsten de basis voor dit collegevoorstel? Want de enige steun die rechtstreeks aan makers wordt gegeven, is in de vorm van een uitbreiding van de subsidieregeling Cultuur en Kwaliteit. Dat betekent dat je een specifiek project moet hebben, met daarbij in plaats van voorheen 50 procent eigen financiering nu 25 procent eigen financiering. Hoe zit dat voor autonome – beeldende kunstenaars, is dat voor hen ook toegankelijk en is 25 procent eigen financiering dan realistisch? Is dat dan toegankelijk voor amateurverenigingen?
We snappen dat niet alles gecompenseerd kan worden met dit bedrag, maar is dit nu echt waar de behoefte ligt in de – toch zeer diverse – sector?
We lezen in het onderzoek:
– Respondenten vragen om meer middelen in de vorm van betaalbare werkruimte/ateliers/podia.
– Een niet onbelangrijk deel ziet ook heil in meer aandacht voor kunst en cultuur in het onderwijs en in het sociaal domein en zou meer willen worden betrokken bij de formulering van beleid.
– Daarnaast vraagt 61 procent om meer gemeentelijke opdrachten voor podiumkunsten en kunstaankoop.
Dit vinden we allemaal niet terug in de voorstellen, terwijl dit directe extra inkomsten en lagere huurlasten zouden kunnen zijn voor die makers. Dus waarom wordt er niet gekozen voor huurkortingen, extra opdrachten, kunstaankoop?
2. De rol van amateurkunst in dit geheel
We zien een ingezonden brief van de amateurkunstensector. Wij vragen ons af: waarom zijn zij niet meegenomen in het onderzoek? Waarom is er niet een apart potje ter compensatie van geleden schade? We zien dat in veel andere gemeenten wel gebeuren: in Enschede, Oldenzaal, Kampen.
3. Draagvlak in de stad voor dit voorstel
Kan de wethouder uitleggen, waarom in totaal 89 makers/organisaties uit het culturele veld het nodig achten deze drie brieven vandaag te ondertekenen? Hoe heeft de wethouder gewerkt aan draagvlak voor dit voorstel? En is de wethouder bereid in gesprek te gaan met een aantal van deze ondertekenaars om tekst en uitleg te geven?
4. Dan als laatste: over het regiofonds & hybride productiehuis
Wat zich nu wreekt, is dat die cultuurnota al zo lang op zich laat wachten. We vinden het hartstikke goed dat jonge makers worden bereikt via het Hybride Productiefonds. Maar is die overvraging van het productiehuis structureel of komt dat nu door corona? En het op te stellen regiofonds? Is dat nu het beste waar dit geld op dit moment aan besteed kan worden? Wanneer wordt verwacht dat makers hier daadwerkelijk van kunnen profiteren?
Het is onzekerheid troef in deze sector, dat laat deze pandemie nu zien. Ik wil van de wethouder weten wat zij gaat doen met de informatie uit het onderzoek. Uit deze informatie blijkt dat de projectsubsidies waar de makers nu vaak mee te maken hebben niet toekomstbestendig zijn. Kunnen we meer structurele subsidies verwachten voor Zwolse makers in de nieuwe cultuurnota?
Deze nota roept ontzettend veel vragen op, ondanks dat we een aantal ook al ambtelijk hebben nagevraagd via art. 45 vragen. De ingezonden brieven helpen niet om erop te vertrouwen dat deze nota in goede samenwerking met het veld is opgesteld en het maar uitblijven van de cultuurnota en het accommodatiebeleid helpen niet in het kunnen plaatsen van deze voorstellen. Ik hoop dat de wethouder met een goed verhaal komt, want dit vraagt om een gedegen uitleg.