Door op 30 mei 2016

Vertrouwen in verbeteringen na rapport asbestproblematiek

Vanavond (maandag 30 mei 2016) spreekt de raad over het onderzoeksrapport van Lysias over de asbestproblematiek en projectoverschrijdingen bij de Stadkamer en de reactie van het college daarop. Het is daarom goed om nog eens even vast te stellen waar dit debat wel en niet over gaat.

Om met dat laatste te beginnen: het debat gaat niet over de keuze van de Zeven Alleetjes als locatie voor herhuisvesting van de bibliotheek en ook niet over de meerkosten van ruim vier miljoen euro die daaraan verbonden zijn. Dat debat hebben we op 26 oktober 2015 gevoerd, de raad heeft daarover duidelijke besluiten genomen en die discussie doen we vanavond niet over.

Het debat gaat vanavond wel over de vraag hoe het allemaal zover heeft kunnen komen en welke lessen ter verbetering we daaruit kunnen en moeten trekken. Of om de onderzoeksvraag in het door de raad vastgestelde plan van aanpak voor het onderzoek te citeren: “Welke lessen zijn er te trekken uit het ontdekken van de asbestproblematiek bij de herhuisvesting van de Stadkamer en de overige projectoverschrijdingen binnen het totale project, om in de toekomst het ontstaan van vergelijkbare problemen te voorkomen en de gevolgen te beperken?”

Onze fractie wil in dit debat stilstaan bij vier aspecten die wij zien als de kern van de discussie en van het oordeel dat de raad zal moeten geven:
1. Het rapport van Lysias, in het bijzonder de conclusies en aanbevelingen.
2. De schriftelijke reactie van het college op het rapport en de mondelinge toelichting tijdens de inforonde van vorige week.
3. Aanvullende conclusies van onze kant op het rapport, de reactie van het college en de rol van de raad.
4. De vraag of wij voldoende vertrouwen hebben in het college en de organisatie als het gaat om het doorvoeren van de voorgestelde verbeteringen en het voorkomen of beperken van problemen bij toekomstige projecten.

Ad 1.     Het rapport van Lysias beoordelen wij als zorgvuldig en gedegen. Het maakt duidelijk waar het project goed georganiseerd was en waar de zwakke punten zaten. Wat dat laatste betreft schetst het rapport een beeld dat het project en de projectorganisatie op papier in grote lijnen wel klopten, maar dat het in de uitvoering ontbrak aan voldoende scherpte. Dit komt het meest duidelijk aan het licht bij het risicomanagement: in de kern adequaat, maar in de uitvoering werd onvoldoende aandacht besteed aan het doordenken van de gevolgen van risico’s. Daarnaast waren de externe checks en balances onvoldoende. En last but not least: het project stond financieel steeds onder druk en kon niet binnen het gestelde krediet worden gerealiseerd.

De aanbevelingen spreken ons zeer aan, vooral het asbestprotocol, het versterken van het risicobewustzijn en de verbetering van de risico-informatie aan de raad, zowel vooraf als tussentijds.

Ad 2. Wij stellen met voldoening vast dat het college in zijn reactie de conclusies en aanbevelingen uit het rapport integraal overneemt, zij het met enige aarzeling als het gaat om de financiële druk op het project. Ook hier is de conclusie van het college echter: “Achteraf erkennen we dat onze ramingen bij de start van het project nauwsluitend zijn geweest en dat we ook zonder asbestvondst een aanvullend krediet nodig zouden hebben.”

Ad 3.    Onze fractie wil als aanvulling op het rapport en de reactie van het college nog de volgende conclusies trekken.
a) Bij gecompliceerde projecten moet in de toekomst meer worden geïnvesteerd in het vooraf scherp krijgen van de informatie die nodig is voor een goede besluitvorming. Kengetallen zijn mooi, maar zij zijn in feite niet meer dan gemiddelden in standaardsituaties. En het kenmerk van veel projecten die de gemeente onderhanden heeft, zeker in en rond de binnenstad, is nu juist dat het gaat om unieke situaties. Dat vereist zo snel mogelijk bij de start van een project diepgaand specifiek onderzoek en dan gaat het niet alleen om asbest. Dat kan leiden tot de conclusie dat er weinig tot geen risico’s zijn, maar we kunnen beter vooraf – bij wijze van spreken – twee ton investeren wat uiteindelijk niets aan het licht brengt dan achteraf een paar miljoen bijleggen omdat we vooraf niet diep genoeg hebben gespit.

b) In kredieten voor projecten moet meer ruimte worden ingebouwd voor tegenvallers. Dit moet vooraf duidelijk aan de raad worden voorgelegd en de raad zal op dit punt ook haar verantwoordelijkheid moeten nemen, al was het maar om te voorkomen dat we achteraf dubbel zouden moeten betalen voor verkeerde zuinigheid.

c) In de hele discussie over de problemen rond de verhuizing van de bibliotheek tot nu toe is de rol van ons als raad onderbelicht gebleven. Als we – op basis van het onderzoek – constateren dat college en organisatie meer scherpte hadden moeten betrachten, dan kan wat onze fractie betreft die opmerking ook in de richting van onszelf als raad worden gemaakt: wij hadden meer door moeten vragen op de risico’s en de daarmee verbonden kosten. Voor de toekomst leidt dit wat ons betreft tot een aanbeveling dat wij als raad ons – op basis van de betere informatievoorziening die het college ook toezegt in zijn reactie – kritischer moeten opstellen bij het beoordelen van projecten.

Ad 4.    Ten slotte de vraag naar het vertrouwen in college en organisatie als het gaat om toekomstige projecten. Wij stellen met waardering vast dat de verbeterpunten die Lysias in haar rapport opneemt, nadrukkelijk vanuit de organisatie zelf zijn aangegeven en door het college zijn overgenomen. Er wordt gewerkt aan een verbeterplan en diverse aanbevelingen worden nu al toegepast. De toelichting die het college vorige week tijdens de inforonde heeft gegeven, sterkt ons in het gevoel dat het college de conclusies en aanbevelingen ter harte neemt. Dat alles wijst wat de Partij van de Arbeid betreft op voldoende betrokkenheid en kritische zelfreflectie – zowel bij het college als bij de ambtelijke organisatie – en geeft ons het vertrouwen dat deze verbeteringen ook gedragen en toegepast zullen worden.