Restafval verminderen om tot duurzaam Zwolle te komen
Duurzaamheid als uitdaging en opdracht loopt als een rode draad door onze stad. Het lijkt zo langzamerhand een containerbegrip, maar duurzaamheid is heel reëel: het verbindt de uitdagingen van klimaatverandering en eindigheid van natuurlijke hulpbronnen met de opdracht om oplossingen te realiseren. En die oplossingen liggen in de combinatie van klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie.
Al die begrippen draaien in de kern om twee dingen: de lange termijn (het behoud van een leefbare aarde) gaat voor de korte termijn (snel en goedkoop verbruiken) en we moeten ons gedrag als consumenten daarop aanpassen.
Dat is geen droom van een klein clubje wereldvreemde idealisten, maar een bittere noodzaak die vraagt om breed gedragen actie in samenleving en politiek.
Ook in Zwolle is duurzaamheid geen luxe is maar onontkoombare noodzaak en vele initiatieven in onze stad laten zien dat bij burgers, bedrijven en instellingen het besef van die noodzaak groeit en het draagvlak voor maatregelen steeds breder wordt.
Ook de gemeente en de politiek in Zwolle komen steeds meer in beweging. Ik noem hier drie samenhangende voorbeelden: er worden maatregelen genomen om overlast en bedreiging van steeds meer water op te vangen, we formuleren onze ambities als het gaat om de energietransitie en werken die uit (het raadsdebat van gisteravond 10 juli) en we maken werk van Natuur- en Milieueducatie om ook onder de jeugd het besef van duurzaamheid te versterken.
En vanavond pakken we dan de uitwerking van het Gemeentelijk Grondstoffenplan bij de kop.
Voor de Partij van de Arbeid staat deze uitwerking niet op zichzelf, maar maakt die deel uit van de brede aanpak om tot een duurzaam Zwolle komen. Het Grondstoffenplan geeft daarbij heel concreet vorm en inhoud aan het begrip circulaire economie in brede zin. Afval wordt omgezet in herbruikbare grondstoffen. Bovendien ontstaat er nieuwe werkgelegenheid, vooral voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt
De opgave voor Zwolle als het gaat om grondstoffen is immens: we moeten de productie van restafval terugbrengen van 190 kilo per inwoner in 2016 naar 100 kilo in 2020. En daarmee zijn we er nog niet, want het Uitvoeringsplan maakt duidelijk dat we volgens landelijke afspraken in 2025 terug moeten naar 30 kilo huishoudelijk restafval per inwoner. Een vergelijking met de opgaven uit de energietransitie dringt zich op.
Het Uitwerkingsplan kiest voor een aanpak die bestaat uit de drieslag faciliteren, motiveren en belonen. Dit was al besloten bij het vaststellen van de hoofdlijnen van het Grondstoffenbeleid en ook wij hebben die lijn onderschreven. Het Uitwerkingsplan volgt dan ook terecht de benadering dat mensen meer bereid zijn deel te nemen aan omgekeerd inzamelen als zij nut en noodzaak daarvan inzien en goed gefaciliteerd worden.
Bij de eerdere behandeling van het Grondstoffenbeleid heeft onze fractie kritische noten geplaatst bij de haalbaarheid van de ambitie om in vier jaar van 190 naar 100 kilo restafval terug te gaan. Dat had te maken met het feit dat de grote slag in gescheiden inzamelen gemaakt moet worden bij die huishoudens waar feitelijk geen plaats is voor de bekende grijze, groene en blauwe containers. We hebben het dan over de bewoners van hoogbouwcomplexen en van sterk verstedelijkte gebieden als de Binnenstad en Assendorp.
De grote vraag voor onze fractie was dan ook: hoe gaan we het omgekeerd inzamelen juist in die delen van de stad mogelijk maken?
Als we kijken hoe het Uitwerkingsplan omgaat met die uitdaging, dan is een compliment van onze kant op zijn plaats. Het college kiest voor een gedifferentieerde aanpak die globaal neer komt op containers waar het kan en gericht en frequent afhalen van zakken waar het moet. Dat lijkt ons een praktische aanpak, al vraagt het wel om heel goede en gerichte communicatie. Het plan voorziet daar gelukkig in.
Het idee van decentrale brengsystemen hebben wij steeds ondersteund. Ook hier stellen we met waardering vast dat het college – na een zorgvuldige analyse – kiest voor een praktische en gedifferentieerde aanpak. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande brengpunten (elektrische apparaten, frituurvet, batterijen) die meer bekendheid krijgen, inzameling bij kringloopwinkel en bouwmarkten (hout, vlak glas, harde kunststoffen enz.) en een mobiele brengvoorziening op 23 drukbezochte punten in de stad.
Voor het aspect belonen, dat een wezenlijke voorwaarde vormt voor het verminderen van de stroom restafval, kiest het Uitvoeringsplan voor een pilot met belonen achteraf. Wij steunen deze keuze omdat we de argumentatie van het college overtuigend vinden: het gaat om een variant die nog nauwelijks is onderzocht (in tegenstelling tot het klassieke Diftar) en de ander varianten hebben meer nadelen dan voordelen.
Tot slot de afschaffing van de oud-papierregeling en het inzetten van verenigingen voor andere aanvullende werkzaamheden. Wij begrijpen op zich de lijn die het college voorstelt. Tegelijkertijd constateren we dat er onzekerheid bestaat onder verenigingen of zij überhaupt wel in de prijzen vallen onder de nieuwe regeling, dan wel of werkzaamheden die zij zouden willen doen wel geaccepteerd worden onder de nieuwe regeling. Het gaat bij deze verenigingen om bedragen die cruciaal zijn voor hun exploitatie en daarmee voor hun voortbestaan. De oud-papierregeling heeft zich voor diverse verenigingen feitelijk ontwikkeld tot een instandhoudingssubsidie. Gelet op het maatschappelijk belang van deze verenigingen zullen wij een motie indienen die beoogt problemen bij verenigingen gericht aan te pakken.