Eén krachtige instelling voor Zwolse cultuurhistorie
Op 6 februari bogen wij ons over de toekomst de Zwolse geschiedenis en dan vooral de Zwolse cultuurhistorie en het bijbehorende ‘Verhaal van Zwolle’. We deden dit aan de hand van de debatvraag: ‘Bent u het eens met de keuze van het college om over te gaan tot uitwerking van variant D uit het advies van de kwartiermaker?”.
De fractie van de Partij van de Arbeid wil deze vraag beantwoorden aan de hand van de volgende aspecten:
- Onze inzet op het proces museale samenwerking Zwolle
- Het proces tot nu toe
- Een beoordeling met conclusie van variant D op de elementen organisatie, publieksbereik, huisvesting, personeel en financiën
- De formele besluitvorming
Onze inzet
Voor de PvdA moet het proces – conform de lijn die de raad op 4 juli 2016 heeft vastgesteld bij de besluitvorming over de Cultuurnota – leiden tot één krachtige instelling die leidend is in de presentatie van de Zwolse cultuurhistorie en daarbij een breed publiek uit de stad, de regio en daarbuiten weet te betrekken bij het Verhaal van Zwolle.
Het proces tot nu toe
Het proces tot nu toe en de informatie die daarover naar buiten is gekomen, maakt op ons een rommelige indruk. Het heeft ons verbaasd dat er eerst – naar wij begrepen hebben in goede harmonie tussen HCO en SMZ – een onderzoek is uitgevoerd door de kwartiermaker dat resulteerde in een rapport en een conclusie (variant D) waar in ieder geval beide directies zich in konden vinden. Aan het eind van de rit werd de conclusie – keuze voor variant D – echter verworpen door het bestuur van het SMZ. Dat bestuur vroeg en kreeg van de wethouder ruimte om nog andere varianten te onderzoeken. Vervolgens bleek er nog geen overeenstemming mogelijk over de organisatievorm en kwam er zelfs een alternatief plan van het SMZ voor samenwerking met musea in Kampen en Deventer op tafel. Als klap op de vuurpijl werd de raad in het weekend voor de informatieronde van vorige week verrast met een mail van de SMZ-directeur waaruit bleek dat nader overleg toch nog tot overeenstemming over de lijn van variant D had geleid.
Je zou natuurlijk kunnen stellen dat in dit soort processen de behouden thuiskomst belangrijker is dan de woelige reis. Maar komt het nu ook goed tussen de reisgenoten? Is men het in ieder geval eens over het reisdoel?
In een normaal functionerende organisatie spreken bestuur en directie met één mond, zeker als het om hoofdzaken van beleid gaat. Daarom onze vraag aan de wethouder: mogen wij er als raad nu vanuit gaan dat de keuze voor variant D niet alleen gedeeld wordt door het HCO (en de Fundatie), maar ook door bestuur en directie van het SMZ en dat die organisatie bereid is loyaal en constructief mee te werken aan de uitvoering van die keuze?
Variant D
- Organisatie: de raad heeft vorig jaar bij de Cultuurnota gekozen voor een fusie van HCO en SMZ. Om juridische redenen blijkt dat niet mogelijk, dus moet er worden gezocht naar een andere vorm waarbij die ene krachtige organisatie voor de Zwolse cultuurhistorie ontstaat. Dat kan door de museumfunctie onder het HCO te brengen, in een constructie vergelijkbaar met de IJsselacademie. De historische collecties van HCO en SMZ vormen dan de inhoudelijke basis waarmee het Verhaal van Zwolle kan worden verteld, in samenwerking met De Fundatie en andere partners in de stad.
- Publieksbereik: de nieuwe organisatie heeft een dubbele doelstelling als het om publieksbereik gaat. Ze moet zoveel mogelijk Zwollenaren in contact brengen met de cultuurhistorie van de stad via het Verhaal van Zwolle. Wat dat betreft is het heel interessant dat die cultuurhistorie straks ook op andere locaties (bijvoorbeeld scholen) toegankelijk kan worden gemaakt, waar publiek op afkomt dat niet tot de vaste museumbezoekers behoort. Dit model dat De Fundatie nu al met succes toepast, draagt actief bij aan cultuurspreiding en sluit aan bij het sociaaldemocratische verheffingsideaal.
Aan de andere kant moeten ook zoveel mogelijk mensen van buiten de stad door het Verhaal van Zwolle worden aangesproken. De Zwolse cultuurhistorie staat niet op zich, maar maakt deel uit van veel bredere historische fenomenen en bewegingen, zoals ook blijkt uit de keuze van de thema’s binnen het Verhaal van Zwolle. De verbinding met de regio (o.a. Kampen, Deventer, Zutphen) ligt dan ook voor de hand. Hiermee kan de toeristische aantrekkelijkheid van Zwolle verder worden vergroot.
- De huisvesting sluit nauw aan bij het publieksbereik. Het Verhaal van Zwolle zal worden gepresenteerd in een museale setting, maar ook elders in de stad (bijv. de Grote Kerk, andere locaties in de binnenstad, scholen). Wat de museale setting betreft gaat het niet alleen om het Drostenhuis. Wij willen nogmaals wijzen op de motie over de nieuwbouw van het SMZ die de raad vorig jaar bij de Cultuurnota heeft aangenomen en waarin ook cultuurhistorie als mogelijk toekomstig gebruik werd genoemd. Naast allerlei interessante ideeën over de culturele herbestemming van dit pand (bijvoorbeeld de combinatie met archeologie) vinden wij dat de nieuwe instelling voldoende armslag moet houden om tentoonstellingen te maken waarmee een breed publiek naar Zwolle kan worden getrokken. Dat betekent ook medegebruik van de nieuwbouw.
- Personeel: de personele consequenties van model D voor de huidige medewerkers van het SMZ zijn nu nog niet in detail aan te geven, maar het is onmiskenbaar dat de nieuwe situatie een ander personeelsbestand zal vragen dan de huidige situatie. Wij vinden het van belang dat hier goed werkgeverschap getoond gaat worden. Dat betekent wat ons betreft het begeleiden van mensen van werk naar werk en zo nodig fatsoenlijke andere regelingen. Dat vereist inzet van de gemeente, zowel in bemiddeling als financieel (het afdekken van frictiekosten).
- Financiën: model D heeft forse financiële consequenties die wij echter maar gedeeltelijk in de stukken aantreffen. Vertrekpunt is de huidige begroting van het SMZ, die grotendeels gedekt wordt door de gemeentelijke subsidie van momenteel € 1.070.000. Daar moet volgens het besluit van de raad € 300.000 structureel op worden bezuinigd. Tot zover is – op papier – alles duidelijk: het uitgangsbudget voor de nieuwe situatie is dan € 770.000.
Als we echter het rapport van de kwartiermaker bekijken dan wordt er gesproken over het afstoten van de huidige SMZ-panden (Drostenhuis en nieuwbouw) naar een aparte beheerstichting of de gemeente. De vraag is hoe de eigenaarslasten van die panden (momenteel ruim € 100.000 structureel volgens de SMZ-begroting) in de nieuwe situatie betaald gaan worden. Als dat bedrag ook nog afgetrokken moet worden van het uitgangsbudget, blijft er voor een museum in de nieuwe setting minder dan € 670.000 over. Wij betwijfelen ernstig of het Verhaal van Zwolle met zo’n bedrag geloofwaardig gerealiseerd kan worden. Voor ons staat de inhoud voorop: het Verhaal van Zwolle levert alleen meerwaarde op voor de stad als dat ook voorzien is van een realistisch budget. Nader onderzoek moet de komende maanden uitwijzen hoeveel dat moet zijn, maar wat de PvdA betreft is het verdedigbaar om bij de Februaribrief/PPN de taakstellende bezuiniging van € 300.000 te heroverwegen.
- Conclusie: wij stemmen in met model D onder de volgende voorwaarden:
- Het SMZ dient onverkort in te stemmen met dit model en werkt loyaal en constructief mee aan de uitvoering. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, dan legt de gemeente deze keuze op onder gebruikmaking van het subsidie-instrument.
- De nieuwbouw van het SMZ kan ook in de toekomst mede gebruikt worden voor de presentatie van de cultuurhistorie.
- De gemeente werkt mee aan bemiddeling van SMZ-medewerkers die niet mee kunnen naar de nieuwe situatie en neemt zo nodig de frictiekosten voor haar rekening.
- De eigenaarslasten van de SMZ-panden die overgaan naar een nieuwe eigenaar, gaan niet drukken op het budget van de nieuwe museale organisatie, maar komen voor rekening van de gemeente. Daartoe wordt de taakstellende bezuiniging van € 300.000 voor zover nodig heroverwogen.
De formele besluitvorming
Op dit moment ligt er een informatienota van het college voor, met als voorgesteld besluit dat de raad kennis neemt van het rapport van de kwartiermaker en de uitkomsten van de gesprekken tussen SMZ en HCO.
Voor de voortgang van het proces lijkt het ons beter dat de raad expliciet instemt met het collegebesluit om variant D verder te laten uitwerken. De voorwaarden die onze fractie hieraan wil verbinden, zullen wij zo nodig via een amendement of een motie bij de besluitvorming op 13 februari voorleggen. Dat hangt ook af van het verloop van dit debat en de reactie van het college.