In memoriam Joop van Ommen (1949-2023)
Door Eefke Meijerink
Op 8 december jl. overleed Joop van Ommen op 74-jarige leeftijd na een bevlogen leven. Joop heeft grote invloed gehad op humane opvang voor en hulp aan dak- en thuislozen in onze stad. Eerst als taxichauffeur en later toen hij de WRZV-sporthallen runde. Joop was een trouw lid van de Partij van de Arbeid. Menigeen kent hem ook van zijn vaste aanwezigheid mét (tradities moet je doorgeven) kleinkinderen bij de jaarlijkse 1 mei viering. Joop stond voor persoonlijk contact, voor betrokkenheid, voor nabijheid, voor medemenselijkheid. Dat is waarom een in memoriam voor Joop geen opsomming van zijn wapenfeiten kan zijn. Dat is waarom ik enkele persoonlijke herinneringen deel.
Al toen ik begin jaren ‘90 in Eureka aan het Assendorperplein ging wonen was Joop van Ommen een begrip in Zwolle. Achter de oude WRZV-hallen ving hij dak- en thuislozen op die elders niet terecht konden. Alleen het Leger des Heils ving toen formeel dak- en thuislozen op. De capaciteit was beperkt en het aanbod ging volgens sommigen gepaard met de nodige kerstening. Zo niet bij Joop. Streng maar rechtvaardig hielp hij je zo goed en zo kwaad als dat ging in zijn eentje en met hulp van zijn netwerk en naaste vrienden. Je had een dak boven je hoofd, een plek die je een beetje van jezelf kon maken, wat te eten, gezelligheid en wat werk om handen. Want Joop had door dat, om je leven weer een beetje op orde te krijgen of gewoon alleen maar een beetje rust, je meer nodig had dan een dak boven je hoofd. Voor Joop gold: niemand hoeft op straat te slapen. Daar kwam resoluut achter aan: en dan gaan we er ook wat van maken. Niet oordelend als dat niet lukte, wel volhardend om het te blijven proberen. Zo ging hij met dak- en thuislozen om maar eigenlijk gewoon met iedereen, incluis zichzelf.
Toen ik nog niet zo lang politiek actief was en een amendement ter bestrijding van armoede niet aangenomen kreeg, belde hij op. Hij had geluisterd naar het debat en sprak me scherp toe: dat ik het er niet bij mocht laten zitten, dat de wethouder het echt niet goed zag en wat ik dan nu ging doen en dat ik maar bij hem langs moest komen. Ik had het gevoel dat ik op het matje moest komen. Ik kende Joop nog niet zo goed maar wel de verhalen over hem. Én ik had jaren ervoor een aanvaring met Joop gehad (die was weliswaar goed afgelopen maar toch…al betwijfelde ik ook of hij nog wist van ons eerdere contact).
Het kraakpand aan het Assendorperplein waar ik woonde werd bewoond door kunstenaars, studenten en dak- en thuislozen. We hadden een eetcafé waar je in ruil voor een afwasdienstje een maaltijd en een biertje kreeg. En op zolder kon je ook blijven slapen. Ik zag moegestreden mensen na een paar nachten bij ons toch terug keerden naar Joop. En daar ook echt hulp krijgen, want als ze daarna terugkwamen voor een biertje en een afwasdienstje waren ze meestal monterder dan ervoor. Zo kende ik de verhalen over Joop. Mijn echte kennismaking met Joop kwam toen hij ons keukenapparatuur leende, ik weet niet meer wat allemaal maar in ieder geval een combisteamer. Want het ding was stuk. Maar Joop hield door de telefoon bij hoog en laag vol dat hij het nog deed toen hij in zijn opslag stond en dat wij daarom de reparatie maar moesten betalen. We zijn bij hem langsgegaan, we kregen een kop koffie aan het vaste tafeltje naast de bar en toen waren we er snel uit. Hij was koppig maar had ook oog voor eerlijkheid en oprechtheid. En omdat we oprecht niks verkeerd hadden gedaan met het ding kwam hij mopperend tot de conclusie dat ie het dan dus waarschijnlijk toch al langer niet deed.
Met enige tegenzin (dubbele tegenzin want ik baalde zelf ook van het niet aangenomen amendement en ik had er met de wethouder ook al gedoe over) ging ik naar Joop. Aan hetzelfde tafeltje bij de bar had Joop helemaal geen oplossingen voor mijn amendement en ook geen oordelen over de mislukking maar bemoedigende woorden dat ik door moest zetten.
En dat heeft Joop zelf ook zijn hele leven gedaan. Hoogstpersoonlijk heeft hij menig wethouder op de nek gezeten (ja, ook mij) om betere opvang te regelen. Scherp maar eerlijk. Door steeds terug te gaan naar zijn gevoel voor medemenselijkheid, met de paplepel meegegeven door zijn moeder waarover hij graag trotse verhalen deelde. Zo kwam De Herberg er. Dat is zijn verdienste. Als de keetjes achter de WRZV-hallen vol waren dan nodigde hij mensen uit in de kleedkamers van het sportcomplex te slapen. Toen De Herberg er eenmaal was deed hij hetzelfde als De Herberg vol zat, of hij dreigde ermee. Ook toen bleef hij het geweten van onze stad, immers onze menselijkheid wordt bepaald door de manier waarop we met de meest kwetsbare mensen omgaan. Joop is niet meer, de vruchten van zijn inzet zijn er gelukkig nog wel. Het is nu aan ons allen daar gewetensvol mee om te blijven gaan. En verder: geen straatnaam of plein maar ik zou er Joops Herberg van maken. Na verloop van tijd gaan mensen dan waarschijnlijk gewoon weer naar ‘Joop’.