Bijdrage debat Regionale Energiestrategie (RES) 11 mei

12 mei 2020

In een Regionale Energiestrategie (RES) beschrijft elke energieregio hoeveel duurzame energie ze wil opwekken met zonneparken en windmolens. Maandag 11 mei stond de concept RES op de raadsagenda. Mart oude Egbrink formuleert de mening van de PvdA.  

“Los van de hoeveelheid van 165 pagina’s was het ook inhoudelijk een worsteling om te kunnen beoordelen of de concept-RES nu goed is of niet. Enerzijds is dit een tussenproduct op weg naar de RES 1.0. Een stuk waar we veel van vinden, maar wel in de wetenschap dat we er nog niet zijn. Deze bijdrage is belangrijke input voor de verdere uitwerking. Maar daaraan voorafgaand volgt een kritische kanttekening over waar we nu staan.

Afgaande op de stukken en diverse bijeenkomsten zou je kunnen concluderen dat we het in de regio samen doen. Dat we niet vanaf nul beginnen. Dat we aansluiten bij de bestaande samenwerking. Dat we een gezamenlijke vertrekpunt creëren. En dat we elkaar niets opleggen. Maar deze positieve aanpak, deze fluwelen handschoen, lijkt toch een beetje te verbloemen dat we vooral kijken naar een optelsom van lokale plannen. Een optelsom waarbij we niet iets durven te vinden van de bijdrage van de ander. Echter een gedeelte van die lokale plannen zijn onder druk van deze RES tot stand gekomen. Dat zie je ook terug in de realisatie: veel gemeenten hebben nog niets gerealiseerd. Alsof ze net bedacht hebben dat ze toch iets moeten met die energietransitie…

Het is dus duidelijk dat het proces richting de concept-RES nodig was om iedereen wakker te schudden en om zo een gezamenlijk vertrekpunt te creëren. Maar onze fractie hoopt van harte dat de toe nu toe gepleegde inzet ook gaat terugkomen in de inhoud, in een gezamenlijk verhaal. Het gaat ons om drie zaken: Hoeveel wekken we op? Waar doen we dat? Hoe doen we dat?

Hoeveel wekken we op?
Met de gestelde ambitie van 1,6 TWh in de concept-RES leveren we als regio onze bijdrage aan de 35 TWh. Daarmee leveren we meer dan onze relatieve potentie, zoals berekend door het Nationaal Programma RES. En binnen die 1,6 TWh leveren we als Zwolle volgens onze fractie een reële bijdrage. Kijken vanuit de opdracht die we hebben, is echter wel wat anders dan kijken vanuit een gezamenlijke ambitie. Precies dat missen we.

We missen een gezamenlijke ambitie en visie op de lange termijn. Wij snappen dat de huidige plannen als basis zijn genomen, maar vragen wel om een gezamenlijke ambitie voor na 2030. Vanuit de potentie en ambitie die we als regio hebben in plaats van vanuit de opdracht geredeneerd. De manier waarop je vervolgens die ambitie op de lange termijn invult, is natuurlijk onderhevig aan innovatie, maar je creëert wel een stip op de horizon waarvan we weten dat dat het doel is. Daarmee spelen we in op steeds hogere doelen tot 2050, lok je ook innovatie uit en kun je investeringen in het net inplannen.

Waar doen we dat?
Waar moeten zonneparken en windmolens komen? Nog meer dan voor de omvang van de ambitie is gezamenlijkheid hier van belang. Zoals de adviesraad heeft aangegeven is het risico van de optelsom een gebrek aan ruimtelijke samenhang. En dat gebrek is er duidelijk. Er wordt nauwelijks gesproken over grensoverschrijdende plannen en meer dan algemene ontwerpprincipes zijn er nog niet.

Tegelijkertijd zien we zaken die schreeuwen om ruimtelijke samenhang. Windmolens hebben in veel gevallen impact op meerdere gemeenten. Netbeheerders pleiten voor clustering van zonnevelden en windmolens en geven aan dat ze ruim van tevoren willen weten waar ze moeten investeren om de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk te houden. De provincie kijkt steeds strenger naar zonneparken. Ga dus met elkaar in gesprek over hoe je gezamenlijk invulling geeft aan de ambitie.

Gum grenzen even uit en kijk hoe iedere gemeente een bijdrage kan leveren. Los van de veronderstelling dat dit altijd op eigen grondgebied zou moeten. Praat met elkaar over clustering, over hoe je verrommeling voorkomt en over de verhouding tussen wind en zon. Onze fractie kan zich overigens goed voorstellen dat je met een aantal gemeenten een groot cluster ontwikkelt in een bepaalde gemeente en daar gezamenlijk van profiteert, met een goede verdeling van kosten en baten.

Hoe doen we dat?
En dan het belangrijkste punt: hoe gaan we dit alles doen met elkaar en met onze inwoners? Want als we dit niet samen doen, is er geen draagvlak en is geen enkele ambitie haalbaar.

Over het hoe valt heel veel te zeggen. Bijvoorbeeld over de zeer gebrekkige communicatie tot nu toe, en over de vraag hoe inwoners betrokken worden richting de RES 1.0. Maar het allerbelangrijkste is uiteindelijk het eigenaarschap. Eigenaarschap van projecten en eigenaarschap van de baten is essentieel voor het slagen van de energietransitie. In de RES wordt terecht gesteld dat iedereen te maken krijgt met de energietransitie. Dus iedereen moet mee ook kunnen profiteren van de baten. En volgens ons is het een kerntaak van de lokale overheid om daar voor te zorgen.

In de RES is het streven opgenomen om vijftig procent van de projecten in lokaal eigendom te hebben. Hoe dit bewerkstelligd moet worden, moet nader worden uitgewerkt. Maar voordat het zover is, moeten we stil staan bij dat percentage. Waarom zou je de helft van de baten op voorhand weggeven en laten wegvloeien naar grote ontwikkelaars buiten deze regio, terwijl wij wel de lasten hebben? En als – zoals in de concept RES gesteld wordt – de energietransitie versneld wordt door lokaal eigenaarschap, waarom sta je dan überhaupt nog niet-lokale initiatieven toe? Dat is onlogisch. Wij dienen daarom een motie in met de wens om vijftig procent als harde ondergrens te hanteren en te streven naar honderd procent lokaal eigendom.

Belangrijk hiervoor is wel de juiste ondersteuning van initiatieven. Er is nog een te groot verschil tussen gemeenten en ook onduidelijkheid over bijvoorbeeld leges, financiering en ondersteuning in de vorm van expertise. Maak als regio dus goede afspraken over een gezamenlijke ondersteuningsstructuur waarmee je die lokale projecten meer van de grond krijgt en een voorsprong geeft op projectontwikkelaars.

Wellicht is die honderd procent zelfs met de juiste ondersteuning niet gemakkelijk haalbaar? Daar ligt wat onze fractie betreft een belangrijke taak voor het regionale energiebedrijf. Een regionaal publiek energiebedrijf kan zelf energieparken ontwikkelen om zo voldoende energie op te wekken. In aanvulling op of in samenwerking met lokale coöperaties. Daarmee komt de ambitie dichterbij. Maar het kent meer voordelen. Omdat het in publiek eigendom is garanderen we ook dat de baten lokaal blijven en eventueel opnieuw geïnvesteerd kunnen worden in de energietransitie. Ook zorgen we voor meer ruimtelijke samenhang omdat je in dat publieke bedrijf samen het gesprek voert over de beste locaties.

Het belangrijkste is dat we met een publiek bedrijf zorgen dat de baten ook terecht komen bij inwoners die nu niet de organisatiekracht of de middelen hebben om zelf wat op te zetten of financieel deel te nemen in projecten. De gemaakte winsten vloeien immers terug naar de gemeenten en die kunnen het inzetten voor al hun inwoners. En dat is erg belangrijk, want ook de inwoners met een kleine beurs krijgen te maken met de energietransitie. Wij zien graag dat Zwolle het voortouw neemt om de discussie in de regio te voeren over de rol van een publiek energiebedrijf en dienen daartoe dan ook een motie in.

Tot slot
De concept-RES is niets meer en niets minder dan een optelsom van lokale plannen. Het resultaat daarvan is een ambitie die wij binnen de opgave van de RES delen, maar waar echt een gezamenlijk perspectief op de lange termijn aan toegevoegd moet worden. Ons pleidooi daarin: zorg voor gezamenlijkheid, niet alleen in het proces maar ook in de inhoud. Zorg daarbij voor meer dan voldoende ondersteuning van lokale initiatieven. Zorg dat de baten lokaal blijven. Zorg dat iedereen mee kan en mag doen. En pak je rol en verantwoordelijkheid als gezamenlijke overheden.”