Door op 23 mei 2012

2012

Het jaar is net begonnen. Overal klinken sombere geluiden en wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van de crisis. Het grootste probleem daarbij is dat de regeringsleiders niet in staat zijn om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Ze laten zich sturen door het flitskapitaal en een boekhoudersmentaliteit (niks ten nadele van een goede boekhouder, maar niet in die functie).

Nederland is daarop geen uitzondering, integendeel. Hier is het kabinet ook nog gevangen in de eigen afspraken met de gedoogpartner. Dat leidt tot de situatie dat bijna alle partijen (banken, bouwwereld, toezichthouders, werkgevers en werknemers) schreeuwen om een aanpak van de woningmarkt, maar dat het kabinet maar een antwoord heeft: we hebben afgesproken dat we er in deze kabinetsperiode niets aan doen.

Het CDA heeft het inmiddels door; verandering is nodig. Maar niet voor 2015. Jan Kees de Jager vindt dat ook niet erg: ‘het levert op korte termijn niets op’. Maar door uitstel ook op middellange termijn niet Jan Kees!
Bovendien zorgt de onzekerheid over hoe het gaat worden dat mensen wachten met het kopen van een huis. Daarnaast beperkt het financiële beleid van het kabinet de mogelijkheden om een hypotheek te krijgen. Kortom, het kabinetsbeleid is slecht voor de bouwsector.
En nu wil Jan Kees ook de investeringsmogelijkheden van gemeenten beperken. Hij geeft daarmee invulling aan een door Zalm ingezette koers.
Hoe zit dat in elkaar. Voor de berekening van het begrotingstekort* worden ook de inkomsten en uitgaven van de sociale fondsen en van de lagere overheden meegeteld. Daarbij wordt echter buiten beschouwing gelaten dat de lagere overheden een andere vorm van financiële huishouding hanteren. Lagere overheden gebruiken voor veel investeringen het kapitaaldekkingsstelsel. Net als een burger die een hypotheek afsluit om een woning te kopen, nemen gemeenten leningen om bijvoorbeeld scholen, sporthallen en rioolstelsels te bouwen. De rente en aflossing is binnen de begroting gedekt en gemeenten hebben, en dat is een verplichting, een sluitende begroting.

Echter voor de berekening van het tekort van de gemeenten wordt niet gekeken naar de door de gemeenteraad goedgekeurde begroting, maar worden inkomsten en uitgaven geteld. Daarbij wordt niet de rente en aflossing van de nieuwe school als uitgave geteld, maar de bouwsom van de school.

Als je het zo telt heeft Zwolle  in 2012 opeens geen overschot op de begroting meer, maar een tekort van ruim € 50 mln. Dat zou geen probleem zijn als het alleen maar een berekening zou zijn. Maar Jan Kees wil de gemeenten nu gaan beboeten of zelfs verbieden te investeren als ze gezamenlijk meer dan 0,5 van het BBP als tekort hebben. Dat komt neer op zo’n € 3 mrd. Het Zwolse aandeel daarin is tussen de 20 en 25 mln. Kortom, wij gaan ruim over de grens.
Wat zijn de consequenties van dat beleid? Investeringen kosten de Zwolse burger meer (boete) of mogen niet worden gedaan. Dat laatste leidt tot minder bouwactiviteiten en dus minder economische groei. Dat laatste leidt weer tot een lager BBP en dus een hoger percentage van het begrotingstekort (dat wordt namelijk uitgedrukt als percentage BBP). En zo gaat het spiraaltje naar beneden. En Jan Kees heeft het alleen maar over het verschil tussen inkomsten en uitgaven en vergeet het grotere belang van de ontwikkeling van het BBP.

Ik denk met verlangen terug naar die vuilnisman van Henk Spaan. Kwam die nog maar een keer terug voor dit kabinet.

*Het begrotingstekort van de overheid wordt berekend als het verschil tussen uitgaven en inkomsten. Het wordt uitgedrukt als percentage van het Bruto Binnenlands Produkt. In EU-verband is afgesproken dat dit percentage niet hoger mag zijn dan 3%. Als de economische groei afneemt of als er zelfs sprake is van krimp stijgt het percentage. Groei heeft het omgekeerde effect. Het is dus niet alleen afhankelijk van het verschil tussen inkomsten en uitgaven, maar ook van de ontwikkeling van het BBP.

Gerrit Piek